Een praatje in Tilburg
Behalve dat ik over eten schrijf en in toenemende mate actief ben als ambachtelijk ijsmaker, ben ik ook in te huren als gastspreker. Zo zat ik gisteren in Tilburg in een panel rond de toekomst van landbouw en voedselvoorziening. Enkelen vroegen mij was ik daar precies was gaan vertellen. Dat was dit:
"Dat ik na jarenlang actief te zijn geweest als foodjournalist nu sinds kort ook ambachtelijk ijsmaker ben, is een interessante bonus. Ik ondervind namelijk nu aan den lijve waar ik al jaren over schrijf.
Maar laat ik u eerst iets vragen: weet iedereen hier hoe je de waarde van een tweedehands Lada verdubbelt? Die vierkante Russische wagentjes waarvan er ooit best wel veel rondreden in Nederland?
Nee? Die moet je even voltanken.
Ja, u lacht, maar ik wil hier iets memoreren dat degenen die mij al langer volgen wel van mij kennen, en dat is mijn overtuiging dat wanneer Nederlanders hun auto volgens dezelfde criteria kochten als hun voedsel, de overgrote meerderheid in een tweedehands Lada zou rijden.
Maar wat ondervind ik nu persoonlijk? Heel eenvoudig: dat mij om de haverklap gevraagd wordt waarom mijn ijs toch zo duur is.
War ik daar raar aan vind is dat niemand nu ooit vraagt waarom ijs van Euroshopper eigenlijk zo goedkoop is. Dat ijs, gelabeld als "roomijs", wordt verkocht voor iets van 1,65 per liter. Roomijs! Weet u wat een liter goede room kost? Daar ben je bij de groothandel toch iets van vier euro voor kwijt.
(enkele uren nadat ik dit praatje hield, verscheen op de lezenswaardige site puurgezond.nl deze column van mijn hand. Nee, u hebt gelijk, eetlezer: dat was zeker niet geheel toevallig)

"Dat ik na jarenlang actief te zijn geweest als foodjournalist nu sinds kort ook ambachtelijk ijsmaker ben, is een interessante bonus. Ik ondervind namelijk nu aan den lijve waar ik al jaren over schrijf.
Maar laat ik u eerst iets vragen: weet iedereen hier hoe je de waarde van een tweedehands Lada verdubbelt? Die vierkante Russische wagentjes waarvan er ooit best wel veel rondreden in Nederland?
Nee? Die moet je even voltanken.
Ja, u lacht, maar ik wil hier iets memoreren dat degenen die mij al langer volgen wel van mij kennen, en dat is mijn overtuiging dat wanneer Nederlanders hun auto volgens dezelfde criteria kochten als hun voedsel, de overgrote meerderheid in een tweedehands Lada zou rijden.
Maar wat ondervind ik nu persoonlijk? Heel eenvoudig: dat mij om de haverklap gevraagd wordt waarom mijn ijs toch zo duur is.
War ik daar raar aan vind is dat niemand nu ooit vraagt waarom ijs van Euroshopper eigenlijk zo goedkoop is. Dat ijs, gelabeld als "roomijs", wordt verkocht voor iets van 1,65 per liter. Roomijs! Weet u wat een liter goede room kost? Daar ben je bij de groothandel toch iets van vier euro voor kwijt.
Ik sta er niet alleen in. Voor Jan Robben, die hier vanavond ook zou zijn maar op het laatste moment verhinderd is, is het ook een bekend verhaal. Mensen vinden zijn aardbeien te duur, in plaats van andere aardbeien te goedkoop te vinden.
Onlangs interviewde ik de uitbater van een natuurvoedingswinkel, en die vertelde hetzelfde. Hij moest constant uitleggen waarom zijn kip toch "zo duur" is.
IJs dat niet is opgepimpt met allerlei spul om kleur, geur,
smaak en structuur ergens op te laten lijken. Aardbeien die niet zijn opgejaagd
en alle tijd hebben gekregen om optimaal aardbei te worden. Kip die smaakt
zoals kip vroeger bij oma thuis smaakte en waar bij het braden geen liters
water uit komen lopen.
Allemaal "duur". Want Nederland heeft een specialisatie
gemaakt van goedkoop.
De genoemde producten en nog talloze anderen moeten zelfs
bij de producent zó goedkoop zijn, dat de super er tegen nog steeds belachelijk
lage consumentenprijzen nog mee uit kan.
Vooral vlees kunnen wij in Nederland goedkoop produceren. Zó
goedkoop dat wanneer wij onze varkens uitvoeren naar verre landen, we er daar
nog steeds mee kunnen concurreren.
Een hele prestatie. Maar geen fijne prestatie. Deze voortvarende
aanpak komt de productkwaliteit niet ten goede. En het dierenwelzijn ook niet.
En eigenlijk ons land ook niet. We produceren qua vlees een veelvoud van wat we
voor onze eigen markt nodig hebben. Goed voor de export, heet dat. Maar het is
dubbeltjeswerk, en alleen maar houdbaar omdat we zo lekker véél dubbeltjes
binnenhalen. Intussen vechten we tegen de bierkaai als het gaat om epidemieën
die ook voor de mens problemen opleveren. Q-koorts. Vogelgriep.
Voedsel is in Nederland te goedkoop. Dat geldt met name—hoewel
niet uitsluitend—voor vlees.
Als je deze mening uitdraagt, krijg je met de regelmaat van
de klok het verwijt dat je elitair bent. Dat bijstandsmoeders toch zeker ook
een kipfiletje moeten kunnen betalen.
Maar waarom eigenlijk?
Waarom moeten bijstandsmoeders kipfilet kunnen kopen?
Smakeloze, waterige kipfilet die naar dierenleed riekt?
We hebben in Nederland een overschot aan kipfilet. De
vleugeltjes van kippen, veel smakelijker, worden in grote aantallen naar Afrika
geëxporteerd. Waar ze gegeten worden door mensen die meestal nog armer zijn dan onze
bijstandsmoeders. En dat kan wel?
Ik hoef persoonlijk niet elk dubbeltje om te draaien. Maar
ik kan u verzekeren: ik eet liever kipvleugeltjes dan kipfilet. Veel lekkerder.
En als ze afkomstig zijn van die zogenaamd veel te dure kip die in de
natuurwinkel ligt, nóg veel lekkerder. Duurder, maar nog altijd niet echt duur.
En zo lekker dat ik er echt niet veel van hoef om er blij van te worden.
Nederland kan uitstekende kwaliteit produceren, in vlees, in
groenten en fruit en in ambachtelijke producten. Nederland is dus in een ideale positie
om kwaliteit boven kwantiteit te stellen. Wat bovendien beter is voor de
dieren, voor het milieu, voor de volksgezondheid en voor de duurzaamheid—ook de
economische—van onze voedselproductie. In die zin durf ik zelfs te stellen dat
we geen andere keus hebben.
Op prijs leg je het namelijk op termijn altijd af. Vraag
maar aan elke willekeurige voormalige Lada-dealer.
